Omdat geen sprake is van een ras, is het niet mogelijk een eenduidige beschrijving te maken van de eisen waaraan het Nederlands Bonte Schaap dient te voldoen. Om die reden wordt hierna het fokideaal omschreven.

Tekening:  Aan de tekening worden geen eisen gesteld. Een schaap moet uiteraard bont zijn. Gestreefd moet worden naar een bontverhouding binnen de bandbreedte van 20% en 80 %

Kopvorm en tekening:  De kop dient sprekend te zijn, recht en voldoende breed ( niet geiterig maar ook nieet zwaar). De oorstand dient attent te zijn.

Hoogte:  Volgroeide rammen 75 cm schouderhoogte en ooien 69 cm Lengte Een uitgegroeid schaap dient voldoende lang te zijn. Een dier moet in staat zijn voldoende ruwvoeder tot zich te kunnen nemen en voldoende ruimte hebben voor de voortplanting en vleesontwikkeling.

Gewicht:  Volgroeide, niet dragende en niet zogende ooien 75 kg en rammen 95 kg

Beenwerk:  De schapen dienen over een goed beenwerk te beschikken opdat zij in staat zijn zich voldoende te bewegen ten behoeve van een goede grasopname. Het beenwerk mag niet stijl of sabelbenig zijn Gestreefd moet worden naar forse en donkere hoeven die weinig onderhoud behoeven.

Voorhand:  De voorbenen dienen voldoende wijd uit elkaar te staan. De schouderbladen dienen goed aan te sluiten

Middenhand:  Deze dient voldoende gewelfd en diep te zijn tbv voldoende ruimte voor ruwvoeder opname en de dracht.

Achterhand:  Deze dient voldoende breed te zijn voor vleesaanzet en een vlotte geboorte van lammeren mogelijk te maken.

Rug:  De rug dient recht te zijn. Vooral holle ruggen zijn ongewenst.

Staart:  Gestreefd wordt naar wolloze en korte staarten.

Wol:  Kort, krullend en aangesloten. Het donkere gedeelte dient zo donker mogelijk te zijn. Variatie in lengte tussen lichte en donkere wol is niet wenselijk.

Uiervorm:  De uiers dienen sterke ophangbanden te hebben en een speenstand die niet te ver naar buiten en naar achteren is gericht. De spenen mogen niet te grof zijn en bij voorkeur niet kegelvormig